Er is een kamer in een paleismuseum die gevuld is met geesten. Het herbergt talloze herinneringen van verschillende eeuwen. De kamer heeft de artefacten, de gezichten, de geluiden en de bewegende beelden waargenomen. De kamer zelf is een bewegend beeld, een bewegend voertuig. Het is een ruimteschip dat door de landschappen en de tijd heeft gevaren, uit de leeftijd van steen, brons, het Grieks, de Romeinse, de communist en de Tsai Ming-Liang. Nu zijn de artefacten verdwenen, dus als levens. We zijn in het tijdperk van uitsterven. (...)