Lea en haar gezin verhuizen naar een nieuw appartement. Haar enige zoon bewaakt ze met een morbide jaloersheid en haar man is verlamd. Lea zelf, een respectabele dame van middelbare leeftijd die rond 1900 in een zuidelijk dorpje is geboren en met zwarte kunst opgroeide, pleegt een reeks bijlmoorden. Ze verwerkt de slachtoffers tot toiletzeep en vermaalt alle overgebleven botten in koekjes voor bij de thee.