De weg naar huis voor Aleksandr Rekhviashvili is niet in de conventionele zin in kaart gebracht. Het neemt de kijker mee langs enkele bijzondere wegen en door een uniek landschap: Georgische geschiedenis en legende, politiek en sociale stratificatie, religie en ethiek. Zinspelend, gestileerd en allegorisch van begin tot eind, is zijn lang verboden The Way Home deels een eerbetoon aan Rekhviashvili’s favoriete regisseur, Pasolini, vooral aan The Hawks and the Sparrows (1966). Samen met de korte film Nutsa (1971) en de alom geprezen Georgian Chronicle of the 19th Century (1979; SFIFF 1983) sluit The Way Home een drieluik van films af die Rekhviashvili’s poëtische contemplatie van het Georgische verleden vertegenwoordigen. Er wordt uitgebreid gebruik gemaakt van gedichten van Bella Akhmadulina , en van decors van Amir Kakabadze. Net als andere films in de trilogie is The Way Home op verbluffende wijze gefotografeerd in zwart-wit.--Oxymoron