Voor het eerst sinds de Eerste Wereldoorlog keert Poirot terug naar België, zijn vaderland. Zijn oude vriend Chantalier, nu een politiecommissaris, heeft klaarblijkelijk een goed geheugen en haalt een twintig jaar oude onopgeloste moordzaak van onder het stof. Ook Poirot herinnert zich de dood van de liberale minister Paul Deroulard nog best. Op een dag was het tijdens een etentje bij Deroulard tot een hoogoplopende discussie gekomen over de groeiende bemoeienissen van de overheid met kerkelijke zaken. Vooral Pauls wetsvoorstel om het gebruik van het Vlaams te stimuleren, zorgde voor grote meningsverschillen tussen hem, zijn moeder en een van de gasten, Comte de St. Alard. De Comte had een doos pralines meegebracht voor zijn gastheer en wanneer Deroulard die avond laat in zijn studeerkamer nog een praline nam, stortte hij ineen. Poirots verzoek om de zaak samen met Chantalier te mogen onderzoeken, werd van hogerhand afgewezen.